De Russische ziel

Ze beschrijven de absurditeit van het leven in Rusland. De armoede, de krakkemikkigheid. Niets functioneert er. Alles is doordrenkt van de alcohol en de corruptie. Toch keren ze er steeds weer terug en houden ze van het land. Nederlandse correspondenten in Rusland als Pieter Waterdrinker, Jelle Brandt Corstius en Michel Krielaars. In het Boekenweekessay schrijft Brandt Corstius over zijn liefde voor Rusland en zijn reis over de Witte Zee. Krielaars reist in zijn net gepubliceerde boek meer dan 100 jaar later de schrijver Tsjechov door dat onmetelijk grote land achterna, en vergelijkt het Rusland van toen met het Rusland van nu. Eigenlijk is er niet zo heel veel veranderd, vindt hij. Er was de tsaar. Toen heerste de secretaris-generaal. En nu is het de president die het volk eronder houdt. Karel van het Reve schreef in zijn Siberisch Dagboek al over de twee werkelijkheden in dat grote rijk. Uiterlijk vertoon en armoede daaronder. Een enorme façade, daarachter absurde chaos. We zagen het in Sjotsi. Het klatergoud der Spelen dankzij de zweep van Poetin over de ruggen van uitgebuite gastarbeiders. Kosten: Vijftig miljard waarvan er zeker twintig in de zakken van functionarissen belandden. Om daarvoor plaats te maken werden hele bevolkingsgroepen uit hun huizen gezet. We zagen het in Kiev, waar een in weelde badende en op Rusland georiënteerde Janoekowitsj op het volk liet schieten. We zien het op De Krim. Het Russische leger maakt zich op voor – al of niet met behulp van een referendum - inlijving van het schiereiland en Poetin doceert wijdbeens zittend voor de camera’s dat zij, Russen, anders zijn. In Het brilletje van Tsjechov Reizen door Rusland laat Michel Krielaars zien wat die Russische ziel is. Werkelijke diepte of alleen maar toneelspel? Zuivere melancholie of louter een excuus om geen poot te hoeven uitsteken?


Krielaars kiest leven en literatuur van Tsjechov (1860-1904) als leidraad , omdat het een ‘moderne man’ was. Vrij van vooroordelen en niet religieus. Geen aristocraat zoals Tolstoi. Geen reactionair en antisemiet zoals Dostojevski. Tsjechov was een liberaal, die begrip had voor links en rechts, maar vooral veel zag in onderwijs en opvoeding en een voorstander was van beschaving en elegantie. Hij zag door het tirannieke bewind van tsaar Nicolaas II in, dat er verandering moest komen maar hij was absoluut tegen geweld, van welke zijde dan ook. Zelf kwam hij uit een eenvoudig gezin in Taganrog, een stadje aan de Zwarte Zee. Zijn grootvader had zich als lijfeigene vrij gekocht. Zijn vader was kruidenier die door drankzucht failliet ging en in Moskou een nieuw bestaan probeerde op te bouwen. Wel liet hij zijn vijf kinderen studeren. Anton werd arts en schrijver van tragikomische verhalen en toneelstukken die nog altijd overal ter wereld worden gespeeld. De Russische ziel vond hij tamelijk nep. Beter was het te werken, te werken en te werken dan altijd maar te zwelgen in theatrale zwaarmoedigheid. Hij laat het verschillende personages verwoorden in De Kersentuin en De drie zusters. In feite was Tsjechov een praktische en nuchtere man. In zijn korte leven reisde hij – ondanks zijn slechte gezondheid - veel. Per trein, boot en koets. Krielaars ging hem achterna, met verhalen en brieven van de schrijver in zijn reistas, en hij trof soortgelijke taferelen aan als die welke Tsjechov ruim honderd jaar geleden had beschreven. Jonge vrouwen op de gemeentesecretarie van een plattelands stadje. De een maakt zich op. Een ander krult haar haar. Een derde staart naar buiten. Honderden kilometers verder worden op een politiebureau aan de lopende band dronken mannen (nog altijd komt de gemiddelde leeftijd van de Russische man niet boven de 55) opgebracht en in het cachot geworpen. Ergens voorbij de Oeral vertelt een politieman over zijn dramatische scheiding, en de kopeken die hij maandelijks aan zijn superieur moet afdragen. Miserie. Kommer en kwel van gewone mensen. Maar desondanks grote gastvrijheid, een enorme veerkracht en het vermogen tot ironie en relativering. Het gelukkig kunnen zijn met iets kleins.

Tijdens een bijeenkomst over Rusland hoorde ik Krielaars vertellen, dat de kleindochter van Chroetsjov, professor geworden in New York, terugkeerde naar haar land om er een lezing te houden. Daarin liet ze zich ontvallen, dat ze de Russische ziel maar onzin vond. Haar leek het eerder een bron van Russische achterlijkheid. Hoongelach en massaal boegeroep waren haar deel. Krielaars doet in zijn boek een poging Rusland te begrijpen door de ogen van Tsjechov, door het brilletje van de dokter-schrijver, een pince nez. Hij ontdekt dat de mentaliteit van de Rus sinds de tijd van de tsaren niet wezenlijk is veranderd. Vadertje tsaar beslist. De gewone man en vrouw zijn slaafs en onderdanig. Het is nog altijd een land van heren en slaven. De Russiche ziel was voor Tsechov niet meer dan een excuus om niet te hoeven werken. Hij beschrijft de wanhoop en menselijke puinhopen. Aanvankelijk in slapstickachtige korte verhalen. Later worden ze langer en somberder. Wel altijd met ironie en doortrokken toch van die typische melancholie, zoals in het bekende verhaal De dame met het hondje dat zich afspeelt in Jalta op de Krim. Krielaars trok – in het voetspoor van zijn held - van Petersburg en Moskou naar het zuiden, Odessa en de Krim. Naar het oosten, voorbij de Oeral, tot in Tomsk, Irkoetsk en Vladivostok aan de Japanse zee net boven Noord-Korea. Overal een uitgebreid systeem van corruptie. Openbare dronkenschap. Het achterlijke platteland. Slechte gezondheidszorg. Maar ook een land van romantische muziek en nostalgie. De accordeon. Toen ik eind jaren tachtig in Moskou en Petersburg was, kocht ik platen van de grote romantische componisten. En van Vysotski. Een soort Russische Shaffy, maar dan met een ‘echte zuivere Russische ziel’. Deze immens populaire zanger was in 1980 aan de drank bezweken maar in Moskou vond je zoveel jaren later op verschillende plekken nog beeltenissen van hem omgeven door brandende kaarsen. Russen praten over het westen als een vergaarbak van fascisten, homofielen en pederasten. Nog altijd is er die schematische tweedeling. Ik sprak eens Russen in het Rijksmuseum, die het vreemd vonden, dat er in Nederland geen standbeeld van Lenin stond. Ook Nederland was toch door de Russen bevrijd!?

Onder Jeltsin is er een begin van een soort democratie geweest, met behulp van veel dollars die allemaal in het niets verdwenen. KGB officier Poetin trok de touwtjes weer aan. Er is wel een rijke oligarchie ontstaan en langzamerhand ontwikkelt zich een nog beperkte middenklasse. Deze is nog vooral met zichzelf bezig en heeft geen tijd voor iets anders. Ze toont een berustende houding: laat maar, er is toch niets aan te doen. Protesten worden hardhandig de kop in gedrukt. De laatste bastions van vrijheid worden keihard aangepakt, zoals afgelopen week nog een aantal journalistieke websites.   Www.lenta.ru bijvoorbeeld. De nieuw ontstane middenklasse vreest dat het na Poetin wel eens veel erger zou kunnen worden onder extreme nationalisten. Oligarchie en middenklassen zijn gek op het werk van Tsjechov. De stukken van deze man met het brilletje worden weer veel gespeeld in Rusland. Werken moeten we. Werken, klinkt het in De drie zusters. Niks geen Russische ziel. En toch bestaat er zoiets als een Russsiche ziel , zeggen buitenlandse correspondenten. Het maakt dit gecompliceerde rijk tot een ‘onmogelijk land’. Tegelijkertijd heeft het iets aantrekkelijks. Iets meeslepends soms. Waardoor je er ook steeds naar terug wilt.

1 opmerking: