Seamus Heaney – 1939-2013

Ergens midden jaren 80 volgde ik aan de UvA een bijvak Britse poëzie van de 20e eeuw. Ik kan de vriendelijke Professor die het vak gaf nog goed voor me halen, maar zijn naam ben ik al lang vergeten. Ik ben hem echter eeuwig dankbaar dat hij mij met zoveel nieuwe dichters in aanraking bracht. Dylan Thomas en T.S. Eliot (tot Brit genaturaliseerde Amerikaan) waren tot dan de enige namen die ik kende, maar door deze cursus werd ik een liefhebber van de War Poets, van Ted Hughes en Sylvia Plath (voor het gemak maar tot Britse omgedoopt), van Douglas Dunn en Philip Larkin. Deze cursus vormde ook mijn eerste kennismaking met het werk van de afgelopen vrijdag overleden (Noord-) Ierse dichter Seamus Heaney die ik sindsdien eveneens tot mijn favorieten reken.

Heaney debuteerde in 1966 met de bundel Death of a Naturalist. Het openingsgedicht ‘Digging’, werd
al snel gezien als een soort motto voor zijn werk. Between my finger and my thumb/The squat pen rests; snug as a gun, zo opent Heaney. Daarna gaat hij in op het werk van zijn vader, als boer gravend in de aarde, waarna hij op zijn grootvader komt die turf stak. Aan het eind blijkt dat de pen metaforisch wordt opgevoerd als zíjn schep: met de pen duikt hij in het verleden, dat dienst doet als een rijke inspiratiebron voor zijn werk: Between my finger and my thumb/The squat pen rests./I’ll dig with it. 

Seamus Heaney wist zijn enorme poëtische gave te verwoorden in een voor een groot publiek toegankelijke stijl die daarom soms bedrieglijk eenvoudig lijkt; bedrieglijk omdat bij herhaalde lezing de gedichten toch meer prijsgeven dan je bij eerste lezing opvalt. Door zijn unieke gave vond de toekenning van de Nobelprijs in 1995 alom bijval. In het Verenigd Koninkrijk zegt men vaak dat Heaney ook die lezers wist te boeien die vaak niet zoveel van poëzie moeten hebben.

De slotregels van ‘Digging’ vormen zo’n treffende metafoor omdat zijn landelijke komaf – Heaney werd geboren op het Noord-Ierse platteland – zo’n grote rol zou blijven spelen in zijn werk. Het vormt het hoofdthema in Death of a Naturalist; daarna werd zijn thematiek wel weidser maar het landelijke element keerde toch in al zijn 12 bundels vaak terug. Ik sluit graag af met een mooi voorbeeld uit de tweetalige bundel District en Circle uit 2006 (vertaling 2013). Een herkenbare kleindorpse scene waar Heaney een mooie, niet nader uitgesproken dreiging aan meegeeft:

Een Knip 

Harry Boyles huis, één kamer, één stookplaats
en een slaapbank, was onze eerste kapperszaak.
We lieten ons niet kappen, maar gingen voor ‘een knip’:
koud glad kruipend staal, de schaar die hapt,
de stoel met brute leuningen, het alledaagse raadsel
van jezelf gewikkeld in die om je hals geknoopte mantel –
half mouwloos koorhemd, half kaploze Klan-cape.
Harry Boyles huisje aan de weg door het veen,
niet echt vertrouwd, zij het vlak in de buurt:
wat gebeurde er toch daar?
Schouderhoog onkruid tot aan de open deur,
Harry, ongeschoren, ademde dicht tegen je oor,
de haaroogst woei in losse plukken langs de vloer
onder de neus van de herdershond. De blik van dat dier.

District en Circle – tweetalige uitgave; vertaling Onno Kosters en Han van der Vegt, Meulenhoff 2013, € 19,95.

1 opmerking: