Meteorologie

'In Vesc heeft het vannacht gevroren', deelt een grote grijze vrouw in een versleten grijze mantel mede.
'Nee toch?' zegt de slager, terwijl hij een bestelling afsnijdt. 'Dat is vroeg! Daar hoor ik van op.'
'Het verbaast mij niets', zegt de andere, kleinere vrouw met bril, terwijl ze de kraagpanden van haar gehaakte wollen vestje rond haar vogelhals bijeen trekt.
'Ja zeker', zegt de grijze vrouw. 'Ze hebben daar van die grote bakken staan, weet u wel...?'
'Bakken...?' vraagt de slager.
'Om uit te drinken, voor het vee', verduidelijkt de grote vrouw. 'Die staan buiten. Reken maar, dat daar heel wat water in kan, in die bakken. Ze hebben er gerust een stuk of wat staan.'
'Waar is dat?' vraagt de kleine vrouw met bril wantrouwend.
'In Vesc', herhaalt de grote vrouw met stelligheid. 'Ik moest er vanmorgen vroeg toevallig zijn, bij mijn neef. Ja, ik kom er eigenlijk niet vaak. Eigenlijk kom ik er bijna nooit.'
'Dat heb ik ook', bekent plotseling een derde vrouw met pikzwart haar en zeer lelijke, fel gekleurde wandelkleding. 'Ik heb wel eens dat ik zowat iedere dag ergens kom, en dan opeens een hele tijd achter elkaar helemaal niet.'
'Het verbaast mij niets', zegt de vrouw met de bril. 'Je voelt het gewoon, dat het kouder wordt. Zo is het
toch? Je voelt het iedere dag.'
'We gaan weer naar de winter toe', stelt de slager vast.
'Die staan helemaal vol met water, die bakken', gaat de grote grijze vrouw voort. 'Je kunt er gewoon je hand in steken.'
'Het verbaast mij niets', zegt de vrouw met de bril.
'En vanmorgen was het water van boven helemaal bevroren', voltooit de grote vrouw haar verslag. 'Er zat een dikke laag ijs op.'
'Het is de Noorderwind', legt de slager uit. 'Als die waait, de Noordenwind, nou - berg je dan maar.'
'Zo is het', zegt de grote grijze vrouw. 'Er lag gewoon ijs in die bakken! Zo dik als mijn hand.'
'Het wordt echt weer om iets in de pan te hebben', verklaart nu een al te jeugdige man van middelbare leeftijd met een dik wollen ruitjeshemd, die, naar zijn adem te oordelen, te vaak en te veel goedkope witte wijn drinkt.
'Dat is natuurlijk altijd goed', zegt de slager vrolijk.
'Zolang je maar wat lekkers te eten hebt, is er niks aan de hand', kakelt de geruite wijnbuidel voort, zelf in een gorgelend lachen uitbarstend.
'Ze hebben bij mijn neef gewoon een dekzeil over de achterdeur gespannen', licht de grote grijze vrouw ons nader in. 'Dat laten ze de hele winter hangen. Want daar komt de kou vandaan.'
'Het verbaast mij niets', zegt de vrouw met de bril hoofdschuddend.
'Als je het maar lekker warm hebt, daar gaat het om', betoogt nu de olijke wijnzak. 'Niet alleen in bed', vervolgt hij gierend. 'maar ook als je uit je bed komt. In een koud huis blijf ik net zo lief de hele dag in mijn bed liggen. Heb ik gelijk, of heb ik geen gelijk?'
Iedereen om mij heen giert uitbundig van het lachen.
'Ik wist niet wat ik zag', deelt de grote grijze vrouw volledigheidshalve mede. 'Een laag ijs, hoor. Zo dik. Ik denk bij mezelf: wat zie ik? IJs!'
'Het verbaast mij niets', houdt de kleine vrouw met de bril vol. 'Je voelt het gewoon, dat het kouder wordt. Je merkt het, iedere dag.'

Gerard Reve, Uit: Een Eigen Huis - Elsevier Manteau pag. 113-115.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten