Moeder aller roadmovies: On the road

Vluchten of zoeken. Daar draait het om bij roadmovies. Met Bonny & Clyde (1967) en Easy rider (1969) drong de tegencultuur in Hollywood door en werd de roadmovie geboren. Jack Kerouac bereidde de weg erheen met zijn in 1957 verschenen cultroman On the road. Beide films tonen outsiders die door een vijandig Amerika reizen en sneuvelen. In het eerste geval desperado's die vluchten voor iets, in het tweede geval avonturiers op zoek naar iets. Het doel doet er niet zo veel toe, want de queeste is het verhaal. Dat genre van de roadmovie leverde tal van soorten zwervers en drop-outs op, voortrazend in auto's, op motoren - symbolen van ongebondenheid - maar ook per grasmaai machine en zelfs in een rolstoel, zoals we kunnen zien in The straight story (1999) van David Lynch respectievelijk Aaltra (2007) van Gustave de Kevern en Benoît Delépine (zie Roadmovies). Opgepikt door o.a. Wim Wenders (volgens Walter Salles, de regisseur van de nu eindelijk verfilmde On the road, dè meester van de roadmovie) en Jim Jarmusch werd het genre van de roadmovie pas echt populair in de jaren negentig. Toen trokken niet alleen blanke heteromannen de wijde wereld in, maar ook vrouwen (Thelma & Louise), homo’s (My private Idaho, Priscilla, Queen of the desert) en bejaarden (The straight story dus).

De allermóóiste auto’s vind je in deze filmversie van On the road.
Zoals je ze alleen nog op Cuba ziet. Dat is niet zo gek want de Braziliaanse regisseur Walter Salles is uitgegaan niet zozeer van het officieel gepubliceerde boek (1957) maar van de door Jack Kerouac al in 1951 volgetikte rol papier (120 m), waarin ook veel meer seks- en drugsscènes voorkomen dan in de latere gekuiste boekversie en die we aan het eind van de film ook te zien krijgen. Die papierrol, bedoel ik. Kerouac beschreef zijn belevenissen van eind jaren veertig begin jaren vijftig in een delirisch verslag op die aan elkaar geplakte vellen papier in een drie weken durende sessie, levend op vooral drugs en alcohol. De papierrolversie werd pas in 2007 gepubliceerd. Salles was toen al begonnen met de voorbereidingen voor de film.

Na het verschijnen van zijn boek had Kerouc per brief aan Marlon Brando, van rebel tot rebel, gevraagd om de filmrechten te kopen. Brando heeft daar nooit op gereageerd. Het begin van een lange reeks pogingen om On the road in Hollywood te slijten. Pas in 1979, tien jaar na de dood van de schrijver, werden de rechten verkocht aan Francis Ford Coppola. Hij deed een poging om er een scenario uit te destilleren, en hij liet er ook verschillende scenaristen op los. Tevergeefs. In 2004 zag Coppola de film The motorcycle diaries van Walter Salles, een schitterend gefotografeerde en voor een Oscar genomineerde roadmovie over de wordingsgeschiedenis van Che Guevara. Daarmee werd de zesenvijftigjarige Salles (uit Brazilië) voor hem dè man om eindelijk de cultroman van de beatnikgeneratie uit de jaren vijftig te verfilmen.

Salles (maker ook van de film Central do Brasil - 1998) bereidde zich terdege voor en legde die researchperiode vast in de documentaire In search of On the road waarin o.a. tientallen interviews met Kerouacs tijdgenoten te zien zijn. Hij gaat in zijn film dus niet uit van de boekversie maar van het rauwere verhaal op de papierrol. Belangrijk uitgangspunt was voor hem de vaderloze generatie in de VS van na de oorlog. De vader van de hoofdpersoon (Sal Paradise – alter ego van Jack Kerouac) en van zijn vriend Dean Mortiarty zijn dood respectievelijk verdwenen. Sal en Dean zijn echte tegenpolen. Dean leeft. Sal observeert. De eerste leeft zonder ouders, de tweede komt uit een tamelijk beschermd milieu. Beiden zijn immigrantenkinderen (de VS zijn altijd een immigrantenland geweest). Het waren buitenstaanders, jongens die geen plaats vonden in de zeer conservatieve naoorlogse Amerikaanse samenleving. Ze botsten met de cultuur en transformeerden die vervolgens van binnenuit. Ze behoren tot de eerste naoorlogse generatie die de toekomst weer vorm wil en zal gaan geven. Alleen weten ze nog niet hoe. Ze zijn rusteloos en zwerven van hot naar her. Salles heeft niet heel gedetailleerd de tijdsperiode willen laten zien. Behalve de prachtige auto’s zie je wat tv beelden van toen. Aan de scènes in Harlem kun je zien dat de hoofdpersonen er de enige blanken zijn (tijd nog van de rassenscheiding). Uit de interieurs maak je op dat consumptiegoederen hun intrede doen. Salles draaide voor On the Road ook in verschillende Zuid Amerikaanse landen, omdat er in de VS te veel veranderd is. Het is er te homogeen geworden. Het gaat hem er echter niet om een gedetailleerd beeld van vooral uiterlijke omstandigheden in de jaren vijfig te geven maar om de innerlijke vrijheidsdrang van de personages te laten zien, de manier waarop zij probeerden te leven, alsof elk moment hun laatste kon zijn. Het is hem daarbij ook niet alleen om de zoektocht naar de kicks van seks en drugs te doen. Die is opwindend maar Salles accentueert vooral de pijn die vooruit willen en losbreken creëren. Zijn film is niet alleen een pleidooi voor een vrij en avontuurlijk leven. Salles benadrukt vooral de ingewikkelde overgang van jeugd naar volwassenheid en het verlies dat daarmee gepaard gaat. In het boek ga je bijvoorbeeld na een ruzie tussen Dean en zijn vrouw Camille met Dean mee naar het volgende avontuur in San Francisco, maar in de film kiest Salles ervoor achter te blijven bij Camille en hun huilende kind.

Salles heeft een kleurrijk groepsportret gemaakt van de ‘Beats’, een groep vrolijke zoekers die een grote culturele invloed zouden hebben. Onder de schuilnamen Sal Paradise, Dean Moriarty, Old Bull Lee en Carlo Marx geeft hij trefzekere portretten van muurbloempje Jack Kerouac (Sam Riley), de man van de daad Neal Cassaday (Garret Hedlund), de gedrogeerde mysticus William Burroughs (Vigo Mortensen) en de dionysische woorden spuwer Allen Ginsburg – idool van Simon Vinkenoog (Tom Sturridge). En dan zijn er nog Luanne Henderson alias Marilou, het liefje van Dean, gespeeld door Kristen Stewart (van Twilight) en Camille, zijn vrouw, vertolkt door Kirsten Dunst. Kerouac zelf typeerde zijn helden in de bekende omschrijvingen ‘the only people for me are the mad ones’ en ‘burn, burn, burn, like fabulous Roman candles exploding across the stars’.

De film is een aaneenschakeling van snelle autoritten en vertraagde benzadinetrips, duizelingwekkende danspartijen, rustige dialogen, woeste vrijpartijen, kwajongensachtige streken en vrolijke bevrediging op de voorbank van die prachtige auto’s. Zoals de meeste roadmovies is de film vrij plotloos. Salles heeft er als leidmotief de geboorte van een schrijver en van een Amerikaanse literaire klassieker in gebracht. We zien Sal (Jack) dan ook vaak verwoed aantekeningen maken, met stompjes potloos op elk stukje papier dat hij maar kan vinden, om aan het slot zijn meesterwerk als één lange eruptie op de befaamd geworden rol papier te tikken – te slaan bijna.

On the road is een film die er prachtig uitziet: de fysieke schoonheid van de acteurs past bij de perfecte reconstructie van het leven langs de Amerikaanse weg in de jaren vijftig. Roadmovie-expert Salles maakt evenals in The motorcycle diaries ook in deze film indruk met zijn prachtige landschappen en decors. Dag en nacht, sneeuw en hitte, stoffige provinciestadjes en New York. Dagen, maanden, jaren verglijden in elkaar. En steeds is er ook de jazz.

Hoe schitterend ook gemaakt, de filmversie roept bij mij echter niet meer de opwinding op die het boek destijds teweeg bracht (zie Roadmovies). Het verhaal van een stelletje beatniks is niet langer shockerend. Het krijgt eerder de melancholieke ondertoon van een vergeefse zoektocht in een tijd en naar een tijd die voorbij is.

On the road draait nog in de Nederlandse bioscopen.

2 opmerkingen: