De term Politionele Acties was een sterk staaltje van politieke framing

De moeizame en gewelddadige scheiding van Nederland en 'Nederlands-Indie' na 65 jaar opnieuw in de aandacht. 

Dinsdag 10 juli jl. publiceerde de Volkskrant twee foto’s waarop een standrechtelijke executie ten tijde van de Politionele Acties te zien is. De foto’s zijn afkomstig uit een album van een inmiddels overleden Enschedese soldaat, die in 1947, kort voor de Eerste Politionele Acties, werd uitgezonden en in 1950 is teruggehaald. Het album is gevonden in een vuilniscontainer. Geraadpleegde historici van het oorlogsinstituut NIOD en van het Nederlandse Instituut voor Militaire Historie (NIMH) twijfelen niet aan de echtheid ervan. De foto’s lijken een argument te meer om opnieuw en nu eindelijk voorgoed een alomvattend onderzoek te doen naar verrichte oorlogshandelingen tussen 1945 en 1949 in het Indonesië van toen. Verschillende publicaties en manifestaties van de laatste tijd wijzen er ook op, dat de tijd daarvoor rijp is.


Onlangs wijdde Adriaan van Dis een acht delige tv-serie aan de erfenis van de vroegere Nederlandse aanwezigheid in het huidige Indonesië. Wat betreft taal, godsdienst, politiek, economie, milieu en globalisering. De uitwerking daarvan in boekvorm gaat nog komen. Cabaretier Diederik van Vleuten speelde 160 keer de veel bezochte voorstelling Daar werd wat groots verricht over 'het Grootse Indië-gevoel', gebaseerd op de Indische archieven van zijn oud-oom Jan.

Journalist en programmamaker Ad van Liempt schreef het boek Nederland valt aan, een reconstructie van de besluitvorming over het initiatief tot de zogenaamde politionele acties. Drie historische instituten kwamen met het verzoek om een nieuw grootschalig onderzoek te faciliteren naar het Nederlandse militaire optreden in Indonesië (1945-1949). Filmer Arend Steenbergen bracht het scenario voor de speelfilm De witte guerilla uit over de rol van Poncke Princen in de politionele acties.

En op 20 juli a.s., een dag voor de start van de politionele acties 65 jaar geleden, vindt er een soort herdenking plaats van die oorlog aan het andere eind van de wereld in de vorm van een Breaking News programma op tv met (oud)journalisten als correspondenten in Den Haag en Batavia.

En dan nu dus die twee foto’s, gewoon tussen andere kiekjes: een rij lijken in een greppel, onmiskenbaar dode Indonesiërs, gadegeslagen door Nederlandse militairen. Een foto eerder: drie mannen worden in de rug geschoten aan de rand van de greppel. Het is onduidelijk wanneer en waar precies deze foto’s zijn genomen. Het onderwerp blijkt dus nog altijd te leven, en ook de gemoederen nog steeds in beroering te brengen.

In o.a. Indische Duinen (1994) verhaalt Van Dis over zijn familiegeschiedenis. Hij werd in 1946 geboren als het ‘varkensroze’ kind van een Brabantse boerendochter en een Nederlandsch-Indische vader. Hij groeide op met drie bruine halfzusjes uit het eerste huwelijk van zijn moeder met een Indonesische man. Zij hadden jarenlang in Indonesië gewoond en de oorlog in kampen doorgebracht. Zijn moeders eerste echtgenoot werd in 1944 door de Japanners onthoofd. Later ontmoette zij een voormalig Knil-militair die krijgsgevangene was geweest in een interneringskamp. Zijn vader overleed, toen Van Dis tien jaar was en zij in een huis met gerepatrieerde gezinnen in Bergen aan Zee woonden. Het gezin werd getekend door oorlogstrauma’s, die Van Dis als enige niet had meegemaakt.

Voor de tv-serie was Van Dis drie maanden in Indonesië. In aflevering 2 bezoekt hij Surabaya, de geboortestad van zijn vader, waar in augustus 1945 de opstand tegen Nederland begon met het vlagincident (waardoor de Indonesische vlag nog altijd de kleuren rood en wit draagt) en waar Soekarno de onafhankelijkheid uitriep. Van Dis loopt met een Nederlandse man, die als jongen van zeventien aan de Politionele Acties meedeed en nu het graf bezoekt van een toen even jonge vriend, over een Nederlands ereveld. Hij is ook te gast op een veteranendag van toenmalige permoeda’s (jonge revolutionairen) die vochten tegen het Nederlandse leger, eerst in de Bersiaptijd (1945-1947) en tussen 1947 en 1949 tijdens de Politionele Acties, door hen de Agressieve Acties genoemd.

In deel 5 komt ter sprake, hoe Nederland bij de uiteindelijke soevereiniteitsoverdracht in 1949 (daartoe gedwongen door de Veiligheidsraad) een bedrag van 600 miljoen bedong om de nationalisaties door de Indonesiërs te compenseren. Het daardoor zeer gekwetste Indonesië heeft dit bedrag tot de laatste cent in 2003 afbetaald. Een gekoloniseerd volk ontdoet zich van het juk en moet daarvoor nog betalen ook. 

Ad van Liempt
Ad van Liempt heeft zijn eerder uitgegeven boek Een mooi woord voor oorlog (1994) onlangs in bewerkte vorm uitgegeven onder de titel, Nederland valt aan Op weg naar oorlog met Indonesië, 1947. Daarin construeert hij heel minutieus de laatste tien weken, vaak van dag tot dag, soms zelfs van uur tot uur, van de weg die Nederland ging van 15 augustus 1945, toen Japan capituleerde en twee dagen later Soekarno en Hatta, onder druk van de revolterende jeugd, de republiek Indonesia uitriepen, tot aan 21 juli 1947, de dag waarop Nederland de Eerste Politionele Acties (die op 5 augustus door ingrijpen van de Veiligheidsraad beëindigd werden) begon. Een lange weg van vergaderen, bespreken en onderhandelen, die in november 1946 leidt tot het akkoord van Linggadjati, een schijnakkoord want de achterban van beide partijen heeft er moeite mee. Voor Nederland blijft de vraag steeds: diplomatie of strijd, praten of vechten? Van Liempt probeert een antwoord te vinden op de vraag waarom Nederland in godsnaam twee jaar na de eigen bevrijding aan de andere kant van de aardbol een oorlog begint. Want dat was het volgens hem: een regelrechte oorlog die werd goedgepraat in termen van politionele acties, een binnenlandse aangelegenheid, de wil om orde op zaken te stellen. Dat het zou leiden tot een transport van bijna 100.000 soldaten oostwaarts, tot 150.000 doden onder de Indonesiërs en 5.000 onder de Nederlandse militairen, had niemand voorzien. Van Liempt noemt naïviteit het sleutelwoord voor deze periode en voor de Nederlandse elite van dat moment. Beel, Romme en Drees waren door de oorlog te geïsoleerd geraakt. Ze wisten niet voldoende wat er in de rest van de wereld aan de hand was. Ondanks tegenwerking van Engeland en de VS bleven ze gefixeerd op redding van het koloniale verleden en bescherming van de (economische) belangen in het Verre Oosten, zelfs toen de VS de republiek Indonesia al hadden erkend. Het blad Elsevier had uitgerekend dat Nederland zonder Nederlands-Indië zou afzakken tot het welvaartsniveau van een land als Bulgarije. En dan waren er nog militaire diehards als Spoor en Pinke die voortdurend dreigden met ontslag, als er niet met geweld werd ingegrepen, als operatie Product niet zou doorgaan. En die ging dus door. Op 21 juli 1947 berichtte de radio:

“De toestand werd onhoudbaar en de noodzakelijkheid werd ingezien politioneel in te grijpen. Op 21 juli 1947 landden de mariniers (…). Op dezelfde dag trokken de troepen van de landmacht door de straten van Bandung. Ook kon door snel optreden veel vernieling worden voorkomen. De verhouding met de bevolking was gunstig en bij het naderen van onze troepen keerden velen naar hun dessa’s terug.” 

Beide partijen begingen wreedheden, in de Bersiap periode en tijdens de Eerste en Tweede Politionele Acties. En daar tussen in. Van Nederlandse kant: Het bloedbad van Rawagede (431 mannen standrechtelijk geëxecuteerd); De Zuid-Celebes-affaire (duizenden dorpelingen standrechtelijk geëxecuteerd – in een aflevering van het tv programma Atijd wat van 21 februari jl. bleek de NCRV in het bezit te zijn van het geheime rapport over deze zaak naar aanleiding waarvan de regering Drees in 1954 besloot niemand te vervolgen, ook niet de verantwoordelijke bevelhebber Westerling); De Bondowoso–zaak (treintransport waarbij 46 Indonesische gevangenen omkwamen); de Pakisadji affaire (het in brandsteken van een kampong).

Een oom van mij werd er destijds heen gestuurd. Hij heeft er nooit over willen praten. De schrijver Koos van Zomeren wijdde er een roman aan (Het verhaal - 1986), waarin hij zijn oom aan het woord liet over die oorlogstijd. In 1969 vertelde de ex-militair Joop Hueting in het Tv-programma Achter het Nieuws dat hij oorlogsmisdaden had zien gebeuren en eraan had meegedaan: het doorzeven van kampongs, verhoren waarbij gemarteld werd, het afmaken van gevangenen. In 1995 spraken Nederlandse veteranen zich in de documentaire Tabee Toean van Thom Verheul uit over hun ervaringen in die Dessa’s. En dan nu dus die foto’s. Zo maar in een vuilniscontainer. In zijn column in de NRC van woensdag 11 juli jl. vertelt Hofland, dat deze foto’s voor hem ‘oud nieuws’ zijn. Als huzaar had hij indertijd ‘al talloze van die gruwelfoto’s uit Indië gezien’.

Met zijn voorstelling Daar werd wat groots verricht wilde Diederik van Vleuten vooral een gezicht geven aan het weggestopte koloniale verleden van de Indische gemeenschap. Twintig maanden trok hij ermee door het land. Zonder enige vorm van zelfbeklag vanuit het perspectief van de Indiëgangers. Zonder ook met bestraffende vingertjes te wijzen. Hij plaatste het levensverhaal van zijn oom en tante, ‘twee pluisjes in de wereldgeschiedenis’, in de bredere context van de Nederlandse koloniale geschiedenis. Ook hij spreekt in zijn voorstelling niet van politionele acties maar onomwonden van een wrede oorlog, waarna oom Jan voor de tweede keer terugkeert in een weinig begripvol moederland. Van Vleuten verwijst in dit verband naar het destijds bestaande Ministerie van Oorlog, waar de dienstdoende ambtenaar altijd opnam met: “Oorlog, wat kan ik voor u doen?” De voorstelling, gebracht door een meesterverteller, zit knap in elkaar, en is een mengeling van biografie en documentaire, een combinatie die in boekvorm al langer bestaat en veel waardering ondervindt gezien het succes van bijvoorbeeld Het Pauperparadijs van Suzanne Jansen. Het optreden van Van Vleuten oogstte veel lof, is op cd uitgebracht en zal in 2014 hernomen worden. Op zijn website staan vele ontroerende reacties van mensen, oud en jong, die zijn voorstelling (soms verschillende keren) bezocht hebben.

Op 19 juni jl. deden drie organisaties in de Volkskrant een oproep om een nieuw grootschalig onderzoek mogelijk te maken naar het Nederlandse militair optreden in Indonesië (1945-1949). Het NIOD, het Nederlands instituut voor Militaire Historie en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde benadrukken daarin, dat het hen niet gaat om te ‘moraliseren’ maar om te ‘begrijpen’. In 2005 had minister Bot geconcludeerd dat Nederland ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis had gestaan’ en eind 2011 bood de Nederlandse regering excuses en schadevergoeding aan voor het nu erkende drama in het Javaanse dorp Rawagede. De drie organisaties geven in hun artikel aan, dat het nodig is verder te gaan dan het benoemen van ‘excessen’ en dat het hen vooral gaat om te weten en te begrijpen wat er precies voor oorlog is gevoerd, en dat vast te leggen in een uitgebreid onderzoeksrapport, waarbij ook Indonesië betrokken dient te worden. Daarbij kan worden uitgegaan van al eerder verricht historisch onderzoek, zoals de Excessennota uit 1969 (C. Fasseur), Ontsporing van geweld van J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix, Westerlings oorlog van J.A. de Moor en andere deelstudies. Over de Tweede Wereldoorlog is alles vastgelegd en de verschrikkingen van Sebrenica zijn uitvoerig gedocumenteerd, maar een gezaghebbend en overkoepelend rapport over de periode ’45 – ‘49 ontbreekt volgens de directeuren van genoemde instellingen nog steeds. De Excessennota was een compromis, nadat de KVP een voorstel van Den Uyl tot een parlementaire enquête had afgewezen. En ook Cees Faseur, de schrijver ervan, erkent dat er op basis van de nota van 1969 verder onderzocht moet worden.
Inmiddels blijken de SP, de PvdA en de PvdD het voorstel te steunen. De overige partijen hebben nog niet veel interesse getoond (CDA bij monde van Ormel: “We zijn druk bezig met de euro”). En Van der Staaij (SGP) vindt dat er genoeg is onderzocht; verder onderzoek is niet nodig. Dat was nog voordat de Volkskrant de bewuste foto’s publiceerde.

Jan ‘Poncke’ Princen is voor velen altijd een omstreden figuur geweest, ook na zijn officiële rehabilitatie door Hans van Mierlo in 1994 nog. Geboren en getogen in Nederland bracht hij het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog, als jongen van zeventien, in Nazi-gevangenissen door, en wist daar maar net te overleven. Hij had op een naïeve manier verzet gepleegd en werd daarvoor op een harde manier gestraft.

Na de oorlog werd hij als dienstplichtige opgeroepen om te vechten tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders. Dat vond hij moreel verwerpelijk zoals meer Nederlanders. Hij ontdook de militaire dienst maar werd opgepakt en naar Indonesië gestuurd. Daar volgde hij zijn overtuiging en liep over naar het Indonesische kamp. Aanvankelijk ontmoette hij daar veel wantrouwen maar uiteindelijk leidde hij met succes een guerillagroep en trouwde met een Indonesische.

De Nederlanders zagen hem als een landverrader en probeerden hem te vermoorden, zelfs nog toen er al een wapenstilstand was afgesproken. Ze kregen hem niet te pakken, maar vermoordden wel zijn vrouw. Princen bleef in Indonesië, kreeg de hoogste militaire onderscheiding en werd zelfs lid van het parlement maar ook in zijn nieuwe omgeving bleef hij zich zijn hele leven inzetten voor vrijheid van meningsuiting en mensenrechten, wat hem niet altijd in dank werd afgenomen (hij belandde in de gevangenis).

Arend Steenbergen portretteert hem in zijn gepubliceerde scenario De witte Guerilla als een man die principiële keuzes maakt, hoe naïef die soms ook mogen lijken. Aanvankelijk was bijna de helft van de Nederlandse bevolking tegen militaire actie. Toen de Nederlanders er eenmaal waren, was bijna iedereen ineens voor het Nederlandse leger. Poncke Princen gaat daartegen in en volgt zijn eigen weg en weet met de haat die dat oproept te leven. Steenbergen ziet hem beslist niet als een heilige, wel als een dapper mens die hij in zijn verhaal voor een oorlogsfilm (zoals er in de VS zo vele over Vietnam gemaakt zijn) plaatst tegenover o.a. een militair die in Nederlands-Indië is opgegroeid, een officier en onderofficier in het Indonesische republikeinse leger, een militair die de overtuigingen van Princen deelt maar nooit zou willen overlopen. Elk van hen heeft zo zijn eigen mening over hem en handelt daarnaar.

Helaas wordt de financiering van de film tot nu toe alleen gesteund door financiële bijdragen van vrienden van de Stichting Bijvoorbeeld Poncke Princen. Producenten vinden het een interessant idee maar durven hun nek er nog niet echt voor uit te steken. Ook daar komt misschien verandering in, nu de twee foto’s gepubliceerd zijn.

Op 21 juli a.s. is er (ontworpen door Van Liempt) op tv een herdenking van de Eerste Politionele Acties die de dag daarop 65 jaar geleden begonnen en op aandringen van de Veiligheidsraad op 5 augustus werden beëindigd. Ook de Tweede Politionele Acties (19 dec 1948 tot 5 januari 1949) werden op instigatie van diezelfde raad gestopt. (Oud)journalisten zullen dan in een Breaking News programma het begin van de Eerste Politionele Acties – in ieder geval – in journalistieke vorm ensceneren en op die manier doen herleven. Eveneens een duidelijk teken van het feit dat de oorlogshandelingen van destijds nog altijd onderwerp van discussie zijn en nog geen definitieve plek in de vaderlandse geschiedenis hebben gekregen. Voor zover dat al mogelijk is. Maar dat daartoe een poging moet worden ondernomen, is zo langzamerhand wel duidelijk. De foto’s in de Volkskrant, gewoon uit het album van een soldaat die er in de betreffende periode bij was, tonen dat wel aan. Wellicht trekt deze onthulling meer politieke partijen over de streep om een grootschalig definitief onderzoek te faciliteren.

2 opmerkingen:

  1. Onderzoek naar verdere feiten voor historische verslaglegging is prima, maar om politiek correct uitvoerig over mogelijke oorlogsmisdaden van Nederland uit te wijden zonder het in de totale context te zien, lijkt me te selectief. Ook de andere kant beging misdaden en om alleen maar één partij als fout af te schilderen is onwenselijk, vooral ook omdat dit de aandacht afleidt van de huidige mensenrechtenschendingen door bv Indonesië.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Vergeet 'de Walgvogel' van Wolkers niet.

    Het lijkt een goed plan maar kan alleen slagen als het volledige spectrum wordt meegenomen. Dus ook Bersiap tijd. Het deelstatenbedrog van Sukarno. De nationalisaties later door Sukarno. De kwestie van de Zuid-Molukkers. De bloedige burgeroorlog & coup van Suharto. De afschuwelijke moordpartijen in Oost Timor. Het verraad aan de papoeas. Pas als het hele plaatje van 1945 tot nu wordt behandeld zou ik voor zo'n onderzoek zijn. Anders wordt het een eenzijdig verhaal.

    BeantwoordenVerwijderen