'Maar wie oefent er hier eigenlijk terreur uit?'

(...)
Ik heb, zoals gezegd, geen zin om beweringen die geen konkrete mededeling bevatten, diepgaand te beschouwen, laat staan om te proberen ze te weerleggen. Maar twee uitlatingen van A. [ARP-senator Algra die Reve van blasfemie beschuldigde, red. HB] boeien me toch voldoende, om het geduld op te brengen er nader op in te gaan. De eerste is die waarin A. het heeft over de 'terroristiese vorm' van een door mij en medestanders gepropageerde moraal. Maar wie oefent er hier terreur uit, althans probeert die uit te oefenen? We hebben hier, dunkt mij, te maken met eenzelfde inflaatsie van het taalgebruik als wanneer je, doof van het gedreun van de soldatenlaarzen, in Oost-Berlijn voortdurend de leuzen leest over Frieden, terwijl de stad één gewapend kamp is met zo ongeveer 10% van de bevolking in uniform en met een Ulbricht-jugend van 11 of 12 die leert schieten, etc., zodat men zich opeens afvraagt: 'Maar wie maakt er nou eigenlijk oorlog?'

Mutatis mutandis zou ik, terzake A. zijn bewering, willen vragen: 'Maar wie oefent er hier eigenlijk terreur uit?' Wordt ergens een heteroseksueel tot homoseksuele handelingen gedwongen? Wordt ergens in mijn werk de heteroseksuele omgang of huwelijksverbintenis aangevallen? Eis ik, dat ergens iemand wegens heteroseksualiteit wordt ontslagen? Waarachtig niet: mij zal het bijvoorbeeld een zorg zijn, wat A. met zijn wettige huisvrouw doet - dat wil zeggen, zolang het van voren gebeurt natuurlijk, gewoon er op en er af, en geen kunstjes.

A. denkt een treffer te hebben kunnen plaatsen, als hij uitroept, dat mijn werk 'tendenskunst (is), als het kunst is'. Hij heeft jarenlang aan een middelbare school les gegeven in Nederlandse literatuur, en heeft, er blijkens zijn eigen getuigenis tegenover de redakteuren van de Haagse Post, 'zo ontzaglijk veel gelezen...', maar weet nog steeds niet, dat er geen andere kunst dan tendenskunst bestaat. Ik ben, zulks in tegenstelling tot de heer A., geschapen met persoonlijkheid en met talent. Daardoor zal men in mijn werk een visie en een mening vinden - het zou bij voorbaat waardeloos werk zijn, indien dit niet het geval was. Die mening houdt, onder andere, in, dat de homoseksueel terecht mag eisen, niet langer vertrapt te worden. Wij zijn, met aangeboren en onveranderlijke eigenschappen, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. God is, op zijn minst, biseksueel, en het wordt tijd, dat A. dit inziet.

Ik heb tevoren nooit iets tegen A. gehad. Laat hij dan ook ons met rust laten. Laat hij in vrede leven en arbeiden - we moeten wel aannemen, dat ook het weerzinwekkendste reptiel een betekenisvolle plaats heeft in de vervulling van Gods heilsplan, en het past ons niet, ons over de onontwarbaarheid en schijnbare tegenstrijdigheid van zijn Mysterie laatdunkend uit te laten. Laat deze engerd echter vooral zijn - van antisemietiese fabels wezenlijk niet verschillende - sprookjes voor zich houden, volgens welke, zoals de Jood met Pasen christenkindertjes slacht, homoseksueel en aanrander van kinderen sinonieme begrippen zijn.

Ik heb steeds minder zin, nog tijd en tekst (hoewel die, voor ongeveer 1/2 door de Staat, met in totaal 13 gulden per pagina wordt gehonoreerd) aan A. te besteden.

Uit: Brief Uit Huize Algra - Gerard Reve
Verzameld Werk, deel 6
Pag. 351/352
Uitgeverij L.J. Veen Amsterdam/Antwerpen

Let op: Gerard Reve, dat is leven!
maandag 2 november 2009, 20.00 uur in De Rode Hoed, meer info hierr.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten