Perron 2b (eind goed al goed)


Perron 2b

(eind goed al goed)


Ze herkent hem aan zijn loopje. Daar is na negen jaar niets aan veranderd: hij houdt zijn hoofd een beetje scheef, als een lieve, gehoorzame hond, zijn lichaam helt licht naar voren. Ze aarzelt niet om de lange gestalte die voor haar het station in loopt aan te spreken. Ze heeft niets te verbergen. Hij noemt verrast haar naam en precies het aantal jaren dat ze elkaar niet hebben gezien.

"Zullen we iets drinken?" Eén trein wil hij voor haar wel laten schieten. Dat kan net. Op dat moment weet ze weer precies hoe deze getrouwde man in elkaar zit. Peter van Straaten heeft hem zo vaak getekend.

Ze weet meteen weer hoe laat het is, ze voelt dezelfde ergernis als van twaalf jaar geleden, hij is niet veranderd. De herinnering aan de gestolen uren die ze met hem doorbracht, komt weer boven. Gestolen maar nooit volledig benut. Dat, alleen dat zou ze hem kwalijk kunnen nemen. Een doodzonde. Maar waarschijnlijk is hij er trots op dat hij zich in heeft gehouden, dat hij niet volledig van het rechte pad afgedwaald is, dat hij zich nooit echt helemaal heeft gegeven. Zo veel genot en geluk past immers niet in zijn calvinistische denkwijze waaraan hij nu eenmaal verslaafd is.


"Dat had ik nou nooit gedacht, dat jij een vaste relatie zou krijgen", is zijn antwoord op de vraag hoe zij leeft. Ze zitten in de stationsrestauratie op perron 2b. Echt een compliment, denkt ze, maar ze houdt zich in. Goed nieuws is niet interessant maar dat is het enige wat ze hem te melden heeft of wil ze hem ergens van overtuigen? Dat je het niet voor minder moet doen? Is ze zo hardleers, of is ze kinderachtig gemeen?

Ze halen herinneringen op aan gemeenschappelijke collega's. Ze weet alles nog uit die tijd van het 'grote verlangen': sehnsucht immer! Het rantsoen: een paar vluchtige kussen in een auto, een biertje drinken in een vrachtwagencafé. Nee, ze hadden hun momenten niet bepaald uitgebuit. Zijn schuldgevoel was daarvoor veel te groot. Een man die trouwt met zijn eerste vriendinnetje met wie hij vier kinderen krijgt, maar die de rest van zijn leven hardop twijfelt of zij wel de ware voor hem is. Toen al keek hij met angst en beven de toekomst tegemoet. "Hoe moet dat straks, als alle kinderen het huis uit zijn?" Dat perspectief stemde hem toen al niet vrolijk, herinnert zij zich. Maar een beslissing nemen, een standpunt innemen, nou nee. Zijn vrouw wist of van niets, of kende hem zo goed dat ze daarom nooit iets te vrezen had. Zonder zijn vrouw was hij nergens.

Het gaat goed met hem. Zijn psychische en fysieke inzinking is al weer jaren achter de rug. Hij heeft zich niet gek laten maken maar zich gestort op zijn hobby die, gesteund door zijn vrouw en een riante vervroegde pensioensregeling, tot nationale erkenning had geleid. Ze ziet zijn gepaste trots. Ja, ze kent zijn werk, het werk dat haar zo sterk doet denken aan het land van Ooit, het veilige leven dat hij altijd had uitgestraald maar waarvan zij nu weet dat het schijn is, dat die zekerheid helemaal niet bestaat. Het volle leven, alles of niets dat is meer haar devies. Hoe had zij toen kunnen weten dat maar weinig mensen vrijheid echt kunnen waarderen?

Hij is een nostalgisch gevoel, meer niet. Een gevoel dat alleen nog een enkele keer per jaar in haar dromen komt rondspoken. Een gevoel waaruit ze altijd opgelucht ontwaakt.

Ze ziet aan hem dat hij het kwijt moet, vlak voordat ze elkaar weer zullen verlaten, het is belangrijk voor hem dat zij het weet, dat zij niet denkt dat hij een kniesoor is.
"Ik moet je ook vertellen dat het met mij en R. heel goed gaat. We zijn de laatste jaren naar elkaar toegegroeid."

Annelies van der Veer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten