Vraaggesprek

Vinken_top

Vraaggesprek

De trots der kleinen bestaat uit altijd over zichzelf praten,
de trots der groten uit nooit over zichzelf praten.

VOLTAIRE

'U wilt mij een interview afnemen? Nee daar doe ik niet aan mee, ik houd niet van interviews. Ja, wel in de krant natuurlijk, om te lezen, maar niet over mijzelf. Rudy Kousbroek heeft nog nooit een interview gegeven, principieel niet, en hij heeft gelijk. Jan Hein Donner is op een gegeven ogenblik opgehouden interviews te geven. Hij zei dat wat je gezegd hebt er toch nooit zo in komt als je het gezegd hebt.'

Met deze alinea opende Pierre Vinken zijn bijdrage aan het Liber Amicorum voor André Spoor ter gelegenheid van diens aftreden als hoofdredacteur van NRC Handelsblad op 1 september 1983. Hij deed erin alsof hij Spoor was, die zijn mening over het interview gaf: een fictief interview over het interview. Op die manier kon Vinken zijn eigen mening over deze vorm van journalistiek ventileren.

'Het interview als vorm? Hmm, daar heb ik natuurlijk wel mijn gedachten over. Het is een verleidelijke situatie als iemand je alleen maar vragen stelt. Je krijgt de gelegenheid om eens rustig te vertellen wat je ervan denkt. Aan zo'n betrouwbare man of vrouw, met wie je kunt praten, en die het doorvertelt aan anderen. Zelfs je vriendin komt niet naar je toe en vraagt: hoe denk je hierover, wat vind je daar van?

Nou, vooruit dan maar. U heeft uw dicteerapparaat ingeschakeld. Dat is mij uiteraard niet ontgaan. Ik hoop niet dat u mij kwalijk hebt genomen dat ook ik mijn recorder heb ingeschakeld. Dat is uw wel ontgaan? Ik doe dit uit voorzorg, want het verhaal van de verslaggever volgt niet altijd getrouw wat op zijn band staat. Dat zal u niet onbekend zijn. Niet dat het mij veel zal helpen; tegen de tijd dat ik gedwongen zou zijn mijn opname te beluisteren is het onheil al gebeurd. Negatief? Nou dat moet u eens lezen wat Fallaci over de journalisten heeft geschreven. Of Renate over het interview.

Het is geen al te moeilijke manier om aan kopij te komen; schrijven gaat sneller dan denken. Je hoeft geen noemenswaardig onderzoek te doen, geen ingewikkelde teksten te lezen. Als je meent te begrijpen wat hij zegt en je schrijft dat een beetje aardig op, dan heb je in no time een leesbaar stukje human interest. Niks Lipmann! Ik vind hem een groot journalist. U wilde mijn mening over het interview horen? Ik kan kort zijn: het is een controversiële vorm van journalistiek, het resultaat, van een klassiek misverstand. De partners werken samen, maar hebben heel verschillende motieven en doelstellingen. Vaak hebben ze een tegengesteld belang.

Men denkt dat de een wil weten wat de ander denkt. Dat is niet juist. De een wil bewonderd of aardig worden gevonden door een zo groot mogelijk publiek. Hij heeft weinig te winnen en veel te verliezen. Zie Vredeling, Boersma, 't Hart, Rubinstein en niet te vergeten onze Poll. Mensen die tcoh beter hadden kunnen weten. Men is zelden tevreden met zijn interview. Anderzijds maken juist de onwillekeurige onthullingen zo'n stuk aantrekkelijk.

Zeker, als iemand weigert u te ontvangen, weigert met u te spreken, dan heeft hij volkomen gelijk. Natuurlijk moet u het blijven proberen; het is niet in het belang van de journalist zich in de situatie van de ander te verplaatsen. Maar het blijft toch iets vluchtigs, het is voor de korte termijn. Men bouwt op deze manier niet aan een netwerk van vertrouwde contacten, want het onmiddellijke belang van de interviewer is dat hij zijn slachtoffer in zekere zin gebruikt, verraadt. In sommige gevallen zou je zelfs van infiltratie en provocatie kunnen spreken. Zie Terlouw. Zie Swarttouw - al geef ik toe dat die het publiek jarenlang onbeschaamd heeft getart.

Dat komt natuurlijk allemaal door dat misverstand: men is zo gebiologeerd dat men kritiekloos aanneemt dat er instantelijk een vertrouwensrelatie is ontstaan met een onbekende. De interviewer volgt de veroordeelde zonder schuldgevoel; hij heeft diens volledige instemming en niemadn dwingt hem te zeggen wat hij zegt. Maar er zit een duidelijke ongelijkheid in de situatie, partijen hebben niet een gelijke kans. De journalist moet dat weten en zijn rol is daarom niet helemaal chic. Allicht, er zijn ook bonafide interviewers, maar een verslag dat over de hele linie rekening houdt met het belang van de geïnterviewde is vaak saai. Dat is een dilemma. Hillenius heeft de succesvolle interviewer met een oplichter vergeleken. Ik zei het al, het is geen fraaie journalistieke vorm. Nee, de dialogen van Plato vind ik nogal melig, hoewel ook daarin de ondervraagde vaak wat neerbuigend wordt toegesproken.

Weet u dat de Amerikaanse televisie soms maar enkele seconden uitzendt van een interview van een uur? Op die manier kun je iemand alles laten zeggen, zelfs het omgekeerde, en dat hoeft niet eens te kwader trouw zijn. Ik zag laatst een jonge journalist, uit de intellectuele onderwereld, de minister van Financiën parmantig vragen waarom hij de gulden niet evenveel had opgewaardeerd als de Duitse mark. Ik had hem het antwoord op zijn krant wel eens willen horen navertellen.'

Paul Frentrop - Tegen het idealisme
Een biografie van PIERRE VINKEN
(988 pagina's)
2007
Uitgeverij Prometheus
Amsterdam

(fragment: pagina 633-635)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten