Waar blijven het Soedan-comité en de werkgroep-Iran?

Vraag_top_1

Waar blijven het Soedan-comité en de werkgroep-Iran?

Heerlijke jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Bijna elke week konden we de straat op om te demonstreren tegen een misstand in de wereld. Tegen de Franco-dictatuur in Spanje, tegen het fascistische regime in Portugal, tegen het kolonelsbewind in Griekenland. Westerse bondgenoten die onze vrijheid hielpen verdedigen tegen een mogelijke Sovjet-inval, terwijl ze nota bene zelf onvrij waren. Premier Joop den Uyl ging persoonlijk voorop bij een manifestatie tegen barbaarse doodstraffen voor Baskische vrijheidsstrijders.

Jaren achtereen betoogden we met de Vietnam-beweging tegen Amerika, dat het arme land in Zuidoost-Azië plat bombardeerde naar het stenen tijdperk. We riepen ‘Johnson Moordenaar!’ en ‘Hi ha Ho Tsji Minh!’ Tussen die betogers liep een eenzame jonge man, die daarop de woorden liet volgen: ‘Hij is ook een moordenaar!’ Mijn stem kwam niet boven de massa uit. Alleen vlak om me heen keken enkele medebetogers verstoord en verbaasd op. Hoewel ik tegen de Amerikaanse oorlogvoering was, koesterde ik geen illusies over het communistische karakter van Noord-Vietnam.

Sietse Bosgra leidde het protest tegen het Portugese kolonialisme in zuidelijk Afrika. Het draaide er op uit dat allerlei bevrijdingsfronten met moeilijke afkortingen elkaar de tent uitvochten en veel slachtoffers maakten. Eén ding maakte Bosgra wel duidelijk: het was allemaal de schuld van Amerika en van het apartheidsbewind in Zuid-Afrika.

Daarom aten we geen Outspan sinaasappels meer, tankten we niet bij Shell, en kwam er geen Zuid-Afrikaanse wijn op tafel. We trokken met Sietse op naar het Binnenhof om de levering van reactorvaten aan onze stamverwante racisten te voorkomen.

We zwaaiden uitzinnig met het Rode Boekje van voorzitter Mao. Hopelijk hebt u inmiddels in de gaten dat ik in veel gevallen niet meer bij ‘we’ hoorde. Aan Vietnam-demonstraties heb ik enthousiast meegedaan, maar in de Culturele Revolutie in China heb ik nooit iets gezien. Dankzij mijn radencommunistische vader nam ik kennis van De nieuwe kleren van keizer Mao van de Belgische sinoloog Simon Leys. Daarin beschrijft Leys de terreur die Mao tijdens de Culturele Revolutie uitoefende, en waar Jan Marijnissen, Anja Meulenbelt en Joris Ivens zo lichtvaardig overheen stapten.

‘Venceremos!’ Met Harry Mulisch en Peter Schat waren we solidair met Fidel Castro. We deden Cubaanse rietsuiker in de koffie om de yankee-agressor te dwarsbomen. Natuurlijk hing er een affiche van Che Guevara boven ons bed. Dat diezelfde Che een massamoordenaar was die vijanden van het Castro-bewind uit de weg ruimde, wisten we niet of wilden we niet weten.

‘Companero Salvador Allende. Presente!’ Met die leus demonstreerden we tegen het schrikbewind van de Chileense dictator Augusto Pinochet, die zijn voorganger bij een staatsgreep vermoordde en zijn politieke tegenstanders opsloot en martelde in het voetbalstadion.

Over voetbal gesproken. In 1978 was er volgens Freek de Jonge en Bram Vermeulen Bloed aan de paal in Argentinië, waar de junta van Jorge Videla martelde en vijanden uit vliegtuigen in zee gooide (met Jorge Zorreguieta als onderminister van landbouw, maar we wisten toen niet dat hij de vader van onze toekomstige koningin Máxima zou worden). We bewonderden premiersvrouw Liesbeth den Uyl en schrijfster Mies Bouhuys voor hun inzet voor de Dwaze Moeders, die wekelijks de junta uitdaagden op de Plaza de Mayo, in het hart van Buenos Aires.

Geen landje in Latijns-Amerika of er was wel een werkgroep of comité, dat solidair was met de vrijheidsstrijders of de strijd aanbond met de (met yankee-dollars gesteunde, dat sprak vanzelf) dictators. De ‘sandalistas’ trokken naar het ‘bevrijde’ Nicaragua, waar ze volgens sommige berichten een solidair en zeer riant leven leidden. El Salvador, Guatemala, Bolivia, Colombia, het mini-eiland Grenada, allemaal kregen ze hun groepje van solidaire polderkameraden. Dat een van de kameraden, het Amsterdamse CPN-raadslid Tara Singh Varma, een greep in de kas deed, wilden we graag door de vingers zien.

Nu we ze weer hard nodig hebben, zijn de landencomités tegen buitenlandse misstanden uit het straatbeeld verdwenen. Natuurlijk, we hebben nog altijd de comité’s voor Palestina, die ageren tegen het door Israël en Amerika gepleegde onrecht, en daarbij graag solidair zijn met terreurgroepen als Hamas en Hezbollah.

Maar waar is het Soedan-comité? Zeker, NCRV-presentator Aart Zeeman heeft zijn best gedaan om aandacht te krijgen voor het humanitaire drama in Darfur. Desondanks lezen we zelden dat in Soedan een van de duisterste fundamentalistische regeringen aan de macht is. Arabische moslims en zwarte moslims moorden elkaar uit, maar dat is een detail dat weinig aandacht krijgt. Kunnen we Amerika niet de schuld geven van deze genocide? Wellicht dat er dan wat meer aandacht komt voor Soedan.

Waar is de werkgroep-Iran? Den Uyl ging voorop met demonstreren toen Franco zijn opponenten aan de wurgpaal zette. Kan Jan Peter Balkenende niet voorgaan bij een vlammend protest tegen het ophangen van homo’s aan hijskranen? Of bij een betoging tegen het stenigen van overspelige vrouwen en het executeren van jongeren, die vier maal zijn betrapt op het bezit van alcohol.

Waar blijft het Saoedi-Arabië-comité? Er is werk aan de winkel voor de vrouwenbeweging en de kinderbescherming in deze oliestaat, waar kinderen van 12 en 11 jaar worden uitgehuwelijkt, waar schoolmeisjes door de religieuze politie worden teruggedreven in een brandend gebouw omdat ze bij hun overhaaste vlucht vergeten zijn een sluier aan te doen, waar een verkrachte vrouw tot stokslagen wordt veroordeeld omdat ze in een auto zat met een man die geen familielid was. Het land ook waar bijbels verboden zijn en christenen hun geloof niet mogen uitoefenen.

Ooit gehoord van het Pakistan-comité? Veel vrouwen zijn hier minder dan niets, houden zich onzichtbaar voor de buitenwereld, want als ze zonder boerka over straat lopen krijgen ze zoutzuur in hun gezicht gesmeten. Lees het maar na in Allah & Eva van Betsy Udink.

Onzichtbaar is ook de werkgroep-Bangladesh, geboorteland van de kritische schrijfster Taslima Nasreen. Deze feministe en strijdster voor de mensenrechten woont nu in India, maar wordt daar permanent met de dood bedreigd door moslimfundamentalisten. Hallo mevrouw d’Ancona! Bent u daar nog? Of bent u te druk met het verdedigen van de hoofddoek? Moet de stoutmoedige feministe Nahed Selim altijd weer als enige aandacht vragen voor een bedreigde schrijfster als Nasreen? Nahed Selim: Ayaan is niet de enige.

‘Hun strijd, onze strijd, internationale solidariteit!’ Taslima Nasreen zal deze woorden best waarderen als ze voor haar zaak worden aangeheven. Helaas, een nog niet uitgezonden film van een omstreden Kamerlid houdt de Nederlandse publieke opinie meer bezig dan het lot van miljoenen onderdrukte mensen in Azië en het Midden-Oosten.

Carel Brendel


Carel Brendel is auteur van Het verraad van links (Uitg. Aspekt)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten